Furor Teutonicus blog | over | volg | teuto | lyme | archief | doneer | todo
🕰️
  ⬩  
✍️ Evert Mouw
  ⬩  
⏱️ 4 min

Schuld en gebrek tussen Jood en Griek

De mens is verre van volmaakt – wandel eens over een kerkhof en je ziet de getuigen van onze sterfelijkheid, kwetsbaarheid en gebrekkigheid. Wat zouden we graag perfect zijn, aan de goden gelijk. Het is een mooi streven, maar lijkt soms wel op het najagen van de pot goud aan het eind van de regenboog.

We voelen dus een gebrek, een onvolkomenheid, een imperfectie, maar wat kunnen we eraan doen behalve nog meer ons best doen?

Volgens Diotima, waar Plato en later Plotinus over verhalen, is Eros (de scheppende liefde) de zoon van Poros (vermogen) en Penia (armoede). Want de wereld wordt dan wel geschapen met liefdevolle kracht, toch is wat wij maken ook iets dat ontstaat uit een behoefte (gebrek). Wie zonder gebrek is, heeft immers geen behoefte meer. Het hoogste is volmaakt in zichzelf en heeft niets nodig.

Maar in de Joodse en christelijke religie wordt hiertegen gesteld dat de Volmaakte toch, uit genade, omziet naar deze onvolmaakte wereld; niet omdat Hij iets nodig heeft, maar vanwege een voor ons niet te bevatten vorm van hoogste liefde (vgl. agape). Vanuit die liefde gaf hij zijn speciale priestervolk een herderlijke wet, om ze te beschermen, te behoeden; het overtreden van de wet geeft schuld. En waar een wet beschermt en een geschenk is, daar is schuld een actieve overtreding die ernstiger is dan enkel een onvolkomenheid. Hierdoor is het uitverkoren priestervolk zowel meer gezegend als ook zwaarder belast. Het is dus dubbel: het uitverkoren volk staat tussen genade (chesed) en gestrengheid (geburah).

Gebrek is kleiner dan schuld, maar de Middelaar is persoonlijker dan de Logos.

Een lam, zondebok of middelaar is nodig om de schuld weg te wassen; het zou de Zoon van God zijn die de schuld op zich zou nemen. Dat gebeurde doordat de Logos (eerste metastase of Zoon, geboren voordat tijd en ruimte ontstonden) afdaalde (incarneerde) naar deze schaduwwereld; Zijn geboorte in deze wereld was eigenlijk al een eerste dood, nl. een afdalen naar een onvolkomen wereld. Zijn kruisdood was vervolgens weer een poort terug naar de volmaakte wereld, gezeten naast de Vader. In het Griekse (neo)platonisme en in het christendom worden de Vader, Zoon en Heilige Geest als drie aspecten gezien van een eenheid.

Als de overige volken niet de wet ontvingen, dan toch worden ze, via het priestervolk, dankzij de Middelaar, gezegend. Ze hoeven zich niet aan de strikte wet te houden, sterker nog, hen die wet opleggen is niet de bedoeling, lezen we in het N.T. Met minder verplichtingen komen echter ook minder zegeningen (beschermingen). Er is altijd balans. Een gebrek is minder belastend dan schuld, maar de actieve Middelaar is persoonlijker dan een Logos die op afstand blijft.

schuld = gebrek + overtreding → schuld > gebrek

De onvolkomenheid blijft in deze wereld. Die duisternis is niet in staat, heeft niet de capaciteit, om het Licht te begrijpen; de Logos kwam in onze duistere wereld en we begrepen het niet (vrij naar Joh.1).

Balans is er niet bij niet-Joodse christenen die denken dat de wet voor het priestervolk, een wet die niet voor hen bedoeld is, op zichzelf toepassen, een schuld op zich ladend die niet voor hen bestemd was, en daarmee de Middelaar verzoekend om een verlossing die ze niet noodden. Ze hadden het recht niet die schuld op anderen te laden, maar deden het toch, daarmee schuld op zichzelf ladend.

De post-christelijke stedelijke slaven (veelal linkse “hoger” opgeleiden) zouden God loslaten, maar zeker niet de schuld, een machtig moreel instrument om anderen mee te bezwaren en mee te bedwingen. Nietzsche dacht dat dit schuldbesef een krachtig edoch laf wapen was van de slavenmoraliteit. Dieptepsychologisch is het ook een veld van grote innerlijke leegte.

Trots op schuld(besef) als vorm van morele superioriteit is de meest leugenachtige, meest hypocriete vorm van “deugen” die er bestaat; het is het wapen van de leugenaar van den beginne, die oude slang, kruipend over de grond, ons gelijkheid aan de goden belovend.

Dus heidenkind, wees trots op je kracht, schaam je voor je gebrek, vraag de Ene om kracht en licht; eer hem die de schuld op zich neemt, een schuld die ontstaat door een heilige wet, een schuld die enkel gelost kan worden door een middelaar wiens licht deze wereld niet begrijpen kan. Want dat licht is niet van deze wereld.

En dat licht, die wederkomst, is wat mensen wereldwijd verbindt in de tijd van de joel, het kerstfeest, de winterwende, de duistere donkere dagen waarin het licht weer verwacht wordt tijdens de advent.

Dat licht van de natuur is een verwijzing naar het onzichtbare licht dat onze ziel beschijnt. Het lichaam moet sterven, maar de geest, de ziel, ach, dat heeft een licht nodig dat niet van deze wereld is en wat deze wereld ook niet begrijpen zal, niet geloven kan. Het is groter dan verstand en gevoel bevatten kunnen. Het roept ons en kan onze bestemming zijn.

Verwachtingvolle advent. Vrolijk joel. Gezegend kerstfeest. Knallende jaarwisseling!